Mooiste sport creatie ooit

Het vakblad Creatie vroeg een aantal vakgenoten hun mooiste sport creatie te kiezen (‘Waarom is dit de beste/fraaiste sport-uiting ooit?’) en te benoemen waarom sport zich zo goed voor creatie leent en veel creatieven watertanden bij sport als content.

Mijn antwoord luidde als volgt:

“Mijn huidige all time favoriete sport creatie komt uit Amsterdam. Het is de Ali vs. Ali commercial van 180 voor adidas. Het is een eerbetoon aan de grootste sporter van de 20ste eeuw, het is een aanmoediging voor iedere sporter en vrouwen in het bijzonder om het maximale uit je zelf te halen en het is een treffende verbeelding van het thema Impossible Is Nothing. De executie is waanzinnig goed gedaan, tot in het kleinste detail voorbereid en uitgevoerd (lees maar eens hier). Waarom sport zich zo goed leent voor commercials? Omdat het je (= de vele mensen die van sport houden) raakt. Instant kippenvel.”

De vraag van Mark Versteegen

‘De vraag’ is een estafette-reeks van het online magazine Sport Knowhow XL.

De vraag van Mark Versteegen aan Marcel Beerthuizen:

Marcel, hoe denk jij dat sport- en culturele organisaties de komende jaren nog aantrekkelijke sponsorvoorstellen kunnen blijven ontwikkelen voor business-to-business bedrijven (die het in het verleden toch vooral van zichtbaarheid en relatiemarketing moesten hebben) rekening houdend met steeds maar lastiger wordende regels voor compliance? Het is zo dat werknemers van bedrijven/overheden/ambtenaren steeds minder mogelijkheden hebben/krijgen om gebruik te maken van uitnodigingen voor het bijwonen van evenementen. Dit om mogelijke belangenverstrengeling te voorkomen. Veel bedrijven hanteren inmiddels een maximum bedrag van bijvoorbeeld honderd euro waar men nog ‘ja’ op mag zeggen. Alles boven dat bedrag moet met een duidelijke uitleg langs de compliance officer. Dat betekent dat bezoekjes aan de Tour de France, WK Voetbal of de Olympische Spelen er voor veel mensen er zakelijk gezien niet meer inzit. Biedt dit wellicht juist kansen voor evenementen in eigen land?

Het antwoord van Marcel aan Mark:

Beste Mark,

Relatiemarketing is een belangrijke component van een sponsorcontract, zeker voor de B-t-B sector. Dat komt doordat het werkt: het is een prima instrument om de relatie met een klant of stakeholder te versterken, eens te meer in tijden waarin er veel aandacht is voor klantbehoud.

Maar corporate hospitality ligt onder een vergrootglas. In eerste instantie was het de fiscus die na Euro 2000 op jacht ging naar met name verkapte vormen van beloning aan eigen werknemers. Als gevolg van het Enron-schandaal zijn er allerlei nieuwe regels gekomen op het terrein van financiële administratie en compliance. Daar lijkt geen rem op te zitten, het wordt steeds strenger. Door nieuwe wetgeving van de overheid, maar ook door interne regelgeving bij bedrijven. Het leidt soms tot vreemde situaties: er zijn corporates die mensen uitnodigen voor grote evenementen, maar die hun werknemers verbieden in te gaan op identieke invitaties.

Dit alles heeft zijn invloed op relatiemarketing bij grote evenementen. Je ziet bij grote internationale evenementen al enige tijd een verschuiving in het ‘soort’ mensen dat meegaat. Steeds meer zelfstandige ondernemers (ook MKB-ers, die geen rekening hoeven te houden met allerlei interne regels en zelf kunnen beslissen), steeds meer adviseurs en andere partners, steeds minder vertegenwoordigers van corporates en overheden.

Het helpt ook al niet dat een groot aantal aansprekende evenementen zoals de Olympische Spelen (2016 Brazilië, 2018 Zuid-Korea, 2020 Japan) op veraf gelegen continenten plaatsvinden. De moderne CEO vraagt zich terdege af of hij het wel kan maken om drie dagen op reis te gaan terwijl al zijn medewerkers hard aan het werk zijn. De (onterechte) perceptie dat iedere hospitality-trip een plezierreisje is, helpt niet mee.

Het betekent dat er meer kansen komen voor evenementen om de hoek. Kijk maar eens hoe afgeladen het was op het WK Hockey in Den Haag. Wellicht een extra argument om ons in te spannen nog meer grote evenementen naar Nederland te halen?

De ontwikkelingen zorgen er voor dat grote sponsors, bijvoorbeeld van NOC*NSF, zich afvragen of het partnership nog wel loont. Het is een bedreiging voor zowel de sport als de culturele sector als we hier geen uitweg in vinden. Kortom, er moet iets gebeuren om dit te voorkomen.

De eerste stap is een halt toe te roepen aan de steeds strenger wordende regelgeving. Het is belangrijk dat alle betrokken partijen een gezamenlijke lobby opzetten. Daarnaast moeten er nieuwe concepten worden ontwikkeld die passen binnen de regels. Zoals het vragen van een bijdrage aan mensen die worden uitgenodigd, hetgeen verschillende bedrijven al enige tijd hebben ingevoerd. Er wordt ook steeds vaker het ‘nuttige met het aangename’ verbonden. Een inhoudelijke conferentie die toevallig plaatsvindt op het moment dat…

Maar er zijn ook meer creatieve oplossingen. Bijvoorbeeld door kaarten ‘ter beschikking te stellen’ aan goede doelen (met Raden van Toezicht die worden bemenst door de top van het Nederlandse bedrijfsleven). Of door iemand anders de relaties te laten uitnodigen. Zoals het Belgische NOC dat mensen uitnodigt in opdracht van zijn sponsors. Je kunt ook nieuwe constructies verzinnen zoals netwerken van bedrijven, organisaties en instanties die in de vorm van een Business Club daadwerkelijk samen optrekken voor een eenduidige uitstraling en het overstijgen van bedrijfspolitiek.

Daar waar mogelijk zal de grens worden opgezocht. Maar de ‘hospitality politie’ (de ‘internen’ van Financiën en Compliance en de ‘externen’ van de Belastingdienst en Justitie) zullen alles zorgvuldig in de gaten houden en optreden daar waar zij dat nodig achten.

Hoe dan ook: alle sponsorwervende partijen hebben er weer een nieuwe uitdaging bij.

Stilzitten is geen optie. Slim zijn, opkomen voor je belangen en creativiteit zijn de sleutelwoorden.

Marcel Beerthuizen is directeur van bigplans, een adviesbureau voor het bedrijfsleven op het terrein van partnership marketing. Hij is auteur van het onlangs verschenen Show Me The Money, een boek vol inspiratie voor mensen die geld zoeken om hun dromen waar te maken.

Opinie verschenen in Sport Knowhow XL, november 2014.

‘Dafne heeft niets te kiezen’

OPINIE: De investeringen die NOC*NSF in haar heeft gedaan dwingen Dafne Schippers te kiezen voor de sprint, schrijft Marcel Beerthuizen. ‘Topsport zoals Schippers dat beoefent, is niet vrijblijvend meer.’

Het lopende sportjaar 2014 heeft geweldige prestaties opgeleverd van Nederlandse topsporters in allerlei takken van sport. Het meest opzienbarend waren de twee gouden medailles van Dafne Schippers op het EK Atletiek in Zürich op de 100 meter en 200 meter sprint. Haar gouden race op de 200 meter leverde niet alleen een nieuw Nederlands record op, maar was ook de beste wereldseizoenprestatie. Die werd gelopen onder verre van optimale omstandigheden. Superlatieven schoten te kort. Dafne is ‘hot’, iedereen wil haar zien, spreken, aanraken.

Schippers is een opvallende verschijning in een tak van sport die wordt gedomineerd door Afro-Amerikaanse, Caribische en West-Afrikaanse vrouwen. Sprint is bij het grote publiek veruit het populairste onderdeel van de moeder van alle sporten. Er kijken naar schatting meer dan twee miljard mensen naar de live tv-uitzendingen van de finales op de Olympische Spelen.

De koning van de sprint is de Jamaicaan Usain Bolt. Bolt is uitgegroeid tot een van de meest populaire sporters ter wereld. Hij verdient volgens Forbes meer dan $ 20 miljoen per jaar met start- en prijzengelden en sponsorcontracten. Bolt zet zijn bekendheid in voor zijn sponsors. Dat doet hij ook voor het Jamaicaanse Verkeersbureau met als doel meer toeristen naar zijn eiland te trekken.

Dafne Schippers is onze Usain Bolt. Dat zegt Joop Alberda, de gouden succescoach die afgelopen jaar de technisch directeur van de Atletiekunie was. Schippers is van origine een meerkampster en won onder meer brons op de Wereldkampioenschappen Atletiek vorig jaar in Moskou. De meerkamp is een prachtig onderdeel waarin alles van de capaciteiten van de atleten wordt gevraagd. Maar het onderdeel vindt volledig in de schaduw van de grote toernooien plaats.

Schippers heeft in Zürich aangeklopt bij de absolute wereldtop van de sprint. Over twee jaar zijn de Olympische Spelen. Wat moet ze doen? Kiezen voor haar hart, dat bij de meerkamp ligt volgens bondscoach Bart Bennema. Of zich specialiseren in de sprint, waar veel meer aandacht, roem en geld op haar wachten. Volgens Bennema is geld geen drijfveer voor Schippers: “Het gaat haar om de eer, om medailles. Wat de keuze ook wordt, zij en ik willen dat ze op wereldniveau presteert.” Schippers is na het EK twee weken met vakantie gegaan om bij te komen en zich te bezinnen op haar toekomst. Bennema: “De hele wereld kan op zijn kop gaan staan. Dafne kiest toch wat ze zelf het liefste doet.” Maar heeft zij eigenlijk wel een keuze?

De financiering van de topatletiek komt van NOC*NSF, die hiervoor gelden van De Lotto, het Ministerie van VWS en de Partners in Sport gebruikt. Atleten met een A-status zoals Schippers ontvangen een salaris. Verder worden alle kosten vergoed: de kosten voor een trainer, voor medische en mentale verzorging, voor huisvesting, voor trainingsstages en alle andere kosten die genoodzaakt zijn om tot topprestaties te komen. In een periode van vier jaar wordt er zo’n half miljoen euro geïnvesteerd in een topsporter als Schippers. Maurits Hendriks, Directeur Sport van NOC*NSF, is eindverantwoordelijk voor alle Nederlandse atleten.

Onderdeel van de ambitie van NOC*NSF is Nederland tot de beste tien presterende landen op de Olympische Spelen te laten behoren. Het is een ambitie die door het kabinet wordt ondersteund. De visie is dat aansprekende topsportprestaties directe invloed hebben op het sportieve, sociaal-maatschappelijke en economische klimaat van ons land. Een sprintkampioen is een geweldig uithangbord voor het ondernemende Nederland en een rolmodel en inspiratiebron voor jong en oud.

De successen van Schippers hebben niet alleen veel vreugde opgeleverd, maar brengen ook grote verantwoordelijkheden met zich mee. Als Schippers zich permanent in de wereldtop wil vestigen, zal zij zich verder moeten specialiseren, zeggen deskundigen. Schippers is aan zichzelf, aan haar sport, aan NOC*NSF en aan Nederland verplicht om het maximale uit haar capaciteiten te halen. Schippers moet doen wat ze behoort te doen: zich volledig concentreren op de sprint met als doel goud te winnen op de Olympische Spelen. Uiteraard geeft die keuze geen zekerheid op succes. Er kan van alles misgaan. Ze kan met tegenvallende resultaten te maken krijgen of geblesseerd raken. Maar door haar prestaties in Zürich zal zij tot en met Rio 2016 vol in de schijnwerpers staan.

Topsport zoals Schippers dat beoefend is niet vrijblijvend meer. Het is haar beroep geworden. Ze wordt daarvoor betaald en er wordt in haar geïnvesteerd met geld van de samenleving. Schippers moet daar, net als iedere werknemer bij willekeurig welk bedrijf, ook tegenprestaties voor leveren. De invulling daarvan wordt bepaald door haar werkgever. Ik neem aan dat Maurits Hendriks volgende week aan Dafne gaat vertellen hoe haar toekomst er zal uitzien.

Marcel Beerthuizen is directeur van bigplans, een bureau dat bedrijven (sponsors) adviseert over samenwerkingen met organisaties en individuen in de sport, kunst, cultuur, media en de not-for-profit sector.

Deze opinie is gepubliceerd in de rubriek Opinie & Debat van de Volkskrant van 25 augustus 2014 en is ook hier te lezen.

Terugblik op het WK Voetbal 2014

Adformatie, het vakblad voor reclame, marketing en media, vroeg me een terugblik te geven op het WK Voetbal 2014. Wie waren de winnaars? Wat viel er tegen? Wat viel er op?

De beste WK-campagne

De meest aansprekende campagne tijdens het WK vind ik die van Jumbo. De supermarktketen is de strijd aangegaan met de concurrenten en Albert Heijn in het bijzonder, en met succes. Het Roy Donders Juichpak en de bijbehorende commercial waren een schot in de roos. Vervolgens wist Jumbo steeds op een verrassende manier in te haken op de actualiteit. Een aparte commercial omdat de pakken waren uitverkocht, een commercial (met Roy en founder Van Eerd in actie in Porto Alegre) voor de Kinder Juichpakjes en een commercial na het penalty-verlies tegen Argentinië. Rumoer in Barneveld over die duivelse Donders kwam ook niet ongelegen. In hun supermarkten was het net zo druk als in de Kersttijd. Jumbo heeft afgerekend met een oude wet: tot dit WK werden de meest succesvolle premiums gratis weggegeven bij aankoop van een product. Maar voor het Juichpak moest je zegels sparen en een (weliswaar klein) bedrag betalen. Dat werkt dus ook, als je het hart van de Oranjefan maar weet te raken.

Roy Donders Juichpak

De minst geslaagde campagne

De campagne van ING viel me tegen, daar had ik veel meer van verwacht. De oranje bank die hoofdsponsor is van het Nederlands Elftal heeft alle mogelijke rechten (en het budget) ter beschikking om het verschil te maken. Bovendien hebben ze al een historie met de ‘ING is liefde voor voetbal’-campagne. En waar komen ze mee? Met een voetbalpool. Een algemeen idee, totaal niet onderscheidend. Het heeft ook niets met liefde voor voetbal te maken, je doet gewoon een gokje. Bovendien bleek uit de voorspellingen van kenners en alle andere parttime bondscoaches dat niemand weet wat het gaat worden. De grote kracht van voetbal is immers de onvoorspelbaarheid. Als je hoofdsponsor bent van Oranje, moet je daar veel meer uit kunnen halen en moet je in staat zijn mensen in het hart te raken. Zelfs als je een bank bent.

ING Wat gaat het worden

Het beste creatieve idee

Het beste creatieve idee vind ik de Chief Oranje Officer van Heineken. Normaliter start Heineken zijn activatie vlak voordat het toernooi begint, maar nu waren ze een van de eersten die hun campagne onthulden, al op 17 april. Je kwam de COO overal tegen, ook in Brazilië. De commercial vind ik minder geslaagd en gaat wat mij betreft ten onder aan de kakafonie. De film waarop de COO Oranje uitzwaait is daarentegen goed bedacht en prachtig gemaakt.

Heineken Chief Oranje Officer

De beste inhaker

De beste inhaker is de Van Persie duik-foto van Calvé. Allereerst heeft het merk een lange historie in de verbinding met de groten in de sport en in het voetbal in het bijzonder. Hun commercial met de mini RvP past in een lange traditie en als je dan de mooiste goal van het WK razendsnel weet te vangen in een inhaker die aan alle kanten klopt: chapeau! De meeste inhakers worden tegenwoordig op social media geplaatst, maar Calvé koos voor print (en ook dat viel op).

Calve_Van_Persie

De beste online campagne

De beste online campagne vind ik #twelftal van Heineken. Veel van hun inhakers waren niet alleen trending op social media maar gingen ook viraal via WhatsApp. De verbinding met Heineken was soms subtiel, o.a. door het gebruik van typografie en de WK-slogan van Heineken ‘Vier de Oranjekoorts’, maar vaak helemaal niet duidelijk. Het succes komt voort uit de aanpak: een groep creatieven bij elkaar zetten en ze alleen maar inhakers laten bedenken, als een soort guerrilla’s. Dan moet je als merk wel durven loslaten, want het is niet zonder risico’s. Die lef past bij Heineken en daardoor was #twelftal vele malen origineler en krachtiger dan de #sambaselfie.

Heineken #twelftal Nederland Australie

De KLM-inhaker op Twitter

Dat loslaten ook negatieve consequenties kan hebben, heeft KLM dit WK geleerd met hun Adios Amigos!-tweet direct na de uitschakeling van Mexico door Oranje. Het is een voorbeeld hoe snel een boodschap zich via social media kan verspreiden en dat het bereik werkelijk grenzeloos is. Het publieke excuus dat KLM vervolgens maakte, vond ik groots: erkennen dat je er naast zit en dat je iedere dag leert. Spreekt mij enorm aan, als een merk zich kwetsbaar durft op te stellen. Ik hoop maar dat Mexicanen dat ook zo zien.

KLM tweet MExit

 

2014-07-15 02.17.39

Het langzaam op gang komen van de Oranjekoorts

De oranjekoorts komt bij ieder groot voetbaltoernooi laat op gang, maar dit jaar ging dat nog trager dan de jaren ervoor. Dat had alles te maken met de laag gespannen verwachtingen. Er zijn twee zaken die de verspreiding kunnen vergroten: succes op het veld of een gebeurtenis die uitgroeit tot een nationaal debat, zoals de wissel van Robben op het EK in 2004. De totaal onverwachte overrompeling van Spanje was zo’n factor. In één klap stond het hele land achter Van Gaal c.s. en dat is niet meer gestopt, vooral ook door het spectaculaire verloop van de wedstrijden.

Spanje Nederland 1 - 5

Wat is er verder opgevallen

Dit jaar is de definitieve doorbraak van de inzet van social media bij grote sportevenementen als de Olympische Winter Spelen en het WK Voetbal (ik schreef daar al eerder over In Adformatie). Maar doordat de digitale grenzen open zijn, is het nog moeilijker geworden voor sponsors om hun betrokkenheid te verduidelijken. De FIFA sponsors zijn in Nederland onzichtbaar geweest, op Coca-Cola, Jupiler en Hyundai/KIA na. Het valt ook op hoe belangrijk data zijn geworden; we weten alles van de (prestaties van de) spelers en ook dat wordt veelvuldig gedeeld, met de heat-map van Dirk Kuijt tegen Mexico als mooiste statistiek.

Dirk Kuyt's heatmap Ned Mex

Social media zorgen voor enorm veel rumoer; daar zit heel veel rommel tussen, maar de crowd is ook enorm creatief en snel, zoals het veterdiploma van Arjen Robben dat nog tijdens de wedstrijd tegen Spanje viraal ging.

Arjen Robben krijgt knoop niet uit zijn veter

Veterdiploma Arjen Robben 130614

En ander mooi burgerinitiatief vond ik de virtuele wedstrijden die op rustdagen werden gespeeld, origineel en grappig en tot in het detail doorgevoerd. De sociale platformen zijn ook een uitlaatklep voor onvrede: met name de verslaggevers en de analisten kregen er van langs, vooral omdat ze er veelvuldig naast zaten. Fact checking komt niet meer alleen in de politiek voor. Wat ook opviel is dat de onrust over de FIFA en Sepp Blatter tot stilstand is gekomen, zowel in Brazilië als elders. Het voetbal overheerste alles, overal ter wereld, want ook de Verenigde Staten is gevallen voor ‘soccer’. Ik hoop dat er na het WK een grote schoonmaak komt binnen de FIFA en dat de grote sponsors hun verantwoordelijkheid nemen en een handje helpen.

Tot slot: het kan niet anders, Gouden Pik wordt het woord van het jaar.

Oranje brons WK 2014

Delen van deze opinie zijn verschenen in Adformatie, 18 juli 2014.

 

Naar een nieuw financieringsmodel voor de sport

Door Frans Oosterwijk

Door de teruglopende Lottogelden breken er zorgelijke tijden aan voor de Nederlandse (georganiseerde) sport. De twee hoofddoelstellingen van NOC*NSF (de sportparticipatie opkrikken naar 75% en Nederland bij de beste 10 sportlanden ter wereld) dreigen uit het zicht te verdwijnen. Tijd voor een debat over de financiering van de Nederlandse sport: is het mogelijk de sport minder afhankelijk te maken van de kansspelsector, en hoe zou dat het beste kunnen? Elf deelnemers nemen de handschoen op.

Als gevolg van teruglopende Lotto-inkomsten verkeert de georganiseerde sport, NOC*NSF en de bonden, in zwaar weer. Bij de laatste algemene vergadering van NOC*NSF sprak voorzitter André Bolhuis de vrees uit dat Nederland zijn positie bij de tien beste sportlanden ter wereld – zoals behaald bij de Winterspelen van Sotsji – weer snel zal verliezen als er niet snel een oplossing wordt gevonden voor de financiële nood. Enigszins dramatisch stelde hij zelfs dat ‘als we niet uitkijken, de sport er straks weer alleen is voor de rijke mensen, zoals het vroeger begonnen is’.

Nu vormen de Lottogelden niet de enige (er zijn ook bijdragen van het ministerie van VWS en sponsoren) maar wel de meest substantiële bron van inkomsten. Alle ogen zijn nu hoopvol gericht staatssecretaris Fred Teeven en de door het kabinet toegezegde herziening van de wet op de kansspelen, die wellicht ook de (buitenlandse) online aanbieders van gok- kansspelen zal verplichten een afdracht aan de sport te doen. Maar die herziening laat misschien nog wel langer op zich wachten dan 2015 en levert met een beetje pech nog steeds niet het geld op wat men ervan verwacht.

Bij de dezelfde vergadering van 20 mei riep Anneke van Zanen-Nieberg, penningmeester van NOC*NSF, de aangesloten bonden op er bij hun leden op aan te dringen wat vaker een Lottolootje te kopen. Nu is zo’n oproep gezien de traditionele financiering van de sport goed verklaarbaar, maar met het oog op het sterk toegenomen belang van sport, is het tamelijk merkwaardig en misschien zelfs armoedig dat de sport voor haar budget goeddeels afhankelijk is van zoiets als lootjes en gokspelletjes. Zo blijft ze een sector die er maar bij bungelt, die blij mag zijn dat ze genadebrood mag eten, terwijl ze in feite is uitgegroeid tot sector die eisen kan stellen en rechten kan doen gelden.

Vanuit deze optiek zijn de deelnemers aan het debat drie vragen gesteld:

1. Is het huidige financieringsmodel van de sport (overheid, sponsoring, maar vooral Lottogelden) nog wel van deze tijd?

2. Moet sport wel deel uit blijven maken van het ministerie van VWS?

3. Welk financieringsmodel doet het beste recht aan de Nederlandse ambities om de sportparticipatie op te krikken naar 75%, en als topsportland tot de tien beste landen ter wereld te horen?

Marcel Beerthuizen, directeur bigplans:

Ik pleit voor ondernemerschap bij alle partijen. Niet klagen, maar aanpakken.

“NOC*NSF gedraagt zich als een subsidiënt die klaagt dat de jaarlijkse donatie, waar amper iets voor gedaan hoeft te worden, gaat verdwijnen. Ik begrijp dat NOC*NSF de exclusieve positie die er nu is, probeert te behouden, maar dat is een utopie. Uitsluitend roepen dat “we veel winnen met sport” is niet voldoende. Ik hoop maar dat ze achter de schermen druk bezig zijn om te werken aan nieuwe manieren om fondsen voor de sport te genereren. Daarbij kunnen ze veel leren van de goede doelen die in staat zijn om naast sponsoring allerlei andere geldbronnen aan te boren, zoals vermogensfondsen, major donors en erflaters.

Ook de sport ontkomt niet aan de nieuwe economische realiteit. Het wordt nooit meer zoals vroeger, zoals bijvoorbeeld de zorgsector en de kunst- en cultuurwereld hebben ondervonden. Maar het is niet alleen maar kommer en kwel. Het zorgt ook voor nieuwe energie.

Er zijn namelijk ook kansen. Het openstellen van de markt van kansspelen zal tot gevolg hebben dat die markt veel groter gaat worden. Als vertrouwd huismerk heeft De Lotto een grote voorsprong. Haar marktaandeel zal naar verwachting kleiner worden, maar dat hoeft niet te betekenen dat de totale omzet kleiner wordt. Die zou zelfs kunnen groeien. Voorwaarde is wel dat alle aanbieders zich aan dezelfde spelregels moeten houden. De Lotto wordt nu nog beperkt in de mogelijkheden, bijvoorbeeld op het terrein van live betting en de hoogte van de quoteringen. Dat zijn redenen waarom spelers hun geluk over de (digitale) grenzen beproeven. Met nieuwe aansprekende producten is De Lotto als de bekende huisleverancier zeker niet verloren in de ongetwijfeld heftige strijd met nieuwe aanbieders. Ook in de geliberaliseerde telecom- en de energiemarkten hebben de voormalige staatsbedrijven nog steeds het grootste marktaandeel.

Uiteraard loert er wel gevaar. De Nederlandse sport is erg afhankelijk van het geld van De Lotto. En je hoeft van de nieuwe toetreders niet te verwachten dat ze uit eigen beweging geld aan de sport zullen afdragen. Die partijen zijn vooral geïnteresseerd in hun eigen belangen (lees: portemonnee) en die van hun aandeelhouders. Ze zullen wel wat sponsorcontracten in de sport afsluiten, maar vooral in het voetbal en niet voor duizelingwekkende bedragen. Het zou goed zijn als het kabinet de nieuwe toetreders in ieder geval de verplichting oplegt om een deel van hun opbrengsten (20%, 40%?) af te dragen aan de sport in Nederland. Niet alleen voor de topsport, maar ook voor de breedtesport, het onderwijs (voor vakleerkrachten) en het Jeugdsportfonds, zodat alle kinderen kunnen sporten. En vanwege het economische en vooral maatschappelijke belang van sport moet de overheid (VWS lijkt me de logische coördinator) zelf ook substantieel blijven bijdragen.

Ook in de sport is er nog veel energie. Die komt helaas niet van de bonden. Die doeken hun commerciële afdelingen op, omdat “het toch niet lukt om sponsors te vinden.” Gelukkig zijn er genoeg voorbeelden hoe het wel kan. Zoals de KNHB onder aanvoering van Johan Wakkie, die laat zien wat een WK in een ‘kleine’ sport allemaal te weeg kan brengen. Dit jaar konden we schaatsen op De Coolste Baan, een initiatief van House of Sports. Wat een geweldig project en wat een succes. Een ander bureau, TIG Sports, geeft enorme impulsen aan grote sportevenementen in ons land en weet daarvoor ook financiering te regelen. De Tour de France start volgend jaar in Utrecht. Het zegt genoeg dat onze gouden medailles met name worden behaald door sporters die zelf het heft in handen hebben genomen zoals zwemmers, schaatsers, wielrenners en ruiters.

Ik pleit voor ondernemerschap. Ondernemerschap bij De Lotto, die de voorsprong die ze hebben moeten behouden door nieuwe aansprekende producten te ontwikkelen. En die nog duidelijker moet maken dat hun opbrengsten rechtstreeks naar de sport gaan. Ondernemerschap bij NOC*NSF en de bonden, die een andere strategie moeten ontwikkelen om hun ‘goede doel’ te verkopen. Ondernemerschap bij topsporters, die de kansen die ze krijgen om bekend te worden, te reizen en met iedereen in contact te komen moeten verzilveren tijdens en ver na hun carrière. Creatief ondernemerschap is wat ik alle partijen toewens. Met de overheid als inspirator van en investeerder in nieuwe modellen maar vooral als hoeder van de belangen van mensen die onze hulp en steun nodig hebben. Op die manier kan werkelijk iedereen van sport genieten.

Niet klagen, maar aanpakken. Dat geldt voor alle spelers. Maak gebruik van de unieke positie die je hebt. Vertaal de enorme betrokkenheid van mensen bij sport in nieuwe product/marktcombinaties. Neem de beste mensen in dienst om het waar te maken. Werk samen. Deel kennis. Het is een kans voor open doel. Ten aanval! Just do it!”

Opinie verschenen in Sport & Strategie, juni 2014.

Olympische iconen

Als deze column verschijnt zijn we halverwege de Olympische Winter Spelen en is het Olympische vuur ook in Nederland ontvlamt, zeker door de enorme successen op de schaatsbaan.

Anders dan bij het aankomende WK Voetbal in Brazilië komt de Olympische Oranjekoorts pas op gang als het evenement al is begonnen. Dat heeft met name te maken met de onbekendheid van de atleten van Olympic TeamNL. Voorafgaand aan Sotsji 2014 hadden slechts vier van de 41 atleten van Olympic TeamNL landelijke bekendheid: Sven, Ireen, Mark en Nicolien. Tijdens de Zomerspelen is dat zo mogelijk nog veel schrijnender. Van de 175 atleten die naar Londen gingen, was meer dan 95% onbekend bij het grote publiek.

En dat is een gemis. ‘Bekende gezichten’ zijn belangrijk voor de sport. Topsporters zijn helden. Bekende Sport Nederlanders zijn ambassadeur en uithangbord. Zij inspireren jong en oud met hun prestaties en verhalen over het bloed, het zweet en de tranen. Zij trekken aandacht en geld aan. Juist in tijden waarin sponsors zich steeds meer focussen op de breedte of zich willen onderscheiden op sociale media, zijn de toppers nodig om het verhaal te vertellen en betrokkenheid te creëren.

Het is een taak voor NOC*NSF, hoeder van de sport in Nederland, om onze ‘Olympic hopefuls’ een gezicht te geven. Daar is meer voor nodig dan een app. Ook op dit terrein is meerjarenbeleid nodig, met als doel de ‘merken’ van al onze topsporters te bouwen, ook in niet-Olympische jaren.

NOC*NSF is natuurlijk niet alleen verantwoordelijk. Zij hebben effectief slechts zes weken de beschikking over de atleten. Er ligt ook een taak voor de bonden. Maar van de kleine wintersportbonden hoeven we niet al te veel te verwachten. Daar staat marketingcommunicatie niet eens op de agenda.

Er ligt uiteraard ook een taak voor de sporters zelf. Afgelopen maanden heb ik voor verschillende opdrachtgevers contact gezocht met Olympische wintersporters met als doel een reclamecontract, een ‘endorsement’ af te sluiten. Het is bedroevend hoe onprofessioneel het gros is georganiseerd. Afwezigheid op sociale media. Gedateerde websites. E-mail adressen die niet werken. Managers (vaak een oom of een buurman) die geen contact opnemen of totaal onervaren zijn. Je zou bijna gaan denken dat er geen behoefte is aan extra middelen om de ‘hobby’ te kunnen financieren.

Personal branding is ook voor topsporters van groot belang. Het zorgt voor fondsen op de korte termijn, waarmee je kunt investeren in je sportieve ontwikkeling. Het zorgt voor fondsen op de lange termijn, want landelijke bekendheid heeft een economische waarde. Een topsporter is niet verplicht om bekend te worden en misschien is er geen behoefte aan extra geld. Maar er is ook zoiets als het dienen van je sport en het nemen van je maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het laatste wat je als topsporter moet doen is jezelf onderschatten.

Er zijn gelukkig ook goede voorbeelden. Zoals de slimme strateeg en alleskunner Joop Alberda die de zwemmers aanspoort om zichtbaarder te worden en letterlijk ‘boven water’ uit te komen. Zoals de talentvolle hoogspringer Douwe Amels, die met een eigen plan gestaag bouwt aan zijn eigen merk. Of zoals snowboardster Bell Berghuis, die in Sotsji haar Olympische droom wil realiseren en daarvoor alle ondersteuning kan gebruiken. Berghuis ontwikkelde een opvallende crowdfunding-campagne. In de webstore ‘Shop Bell naar Sochi’ konden consumenten virtuele artikelen kopen. De opbrengst gebruikte Bell voor haar voorbereiding. De opvallende actie haalde alle media en zorgde voor veel publiciteit. Het bericht kwam ook onder de aandacht van de Koreaanse algemeen directeur van Samsung Nederland. Hij was zo geïnspireerd door het verhaal, dat hij besloot Berghuis een plaats te geven in het wereldwijde Samsung Galaxy Team en Bell onderdeel werd van de Dicht bij het vuur-campagne. Zo zorgde een leuk idee voor bekendheid én voor een Olympische hoofdsponsor.

Column verschenen in Sponsorreport, februari 2014.

Wat staat ons te wachten aan het reclamefront in Sotsji?

Aan de vooravond van Sotsji 2014 is de teller van de Oranje-inhaakbarometer nauwelijks uitgeslagen. De meeste publiciteit werd veroorzaakt door heel andere zaken dan sport. Dat maakt het evenement omstreden. Maar er is meer, stelt Marcel Beerthuizen.

Allereerst de beleving. Het verschil is minder groot dan tien jaar geleden, maar de mate van beleving tussen de Olympische Spelen en een WK of EK voetbal is nog steeds enorm.

Dat is niet moeilijk te verklaren. Voetbal is onze sport nummer 1, de voetbalsuccessen uit het verleden behoren tot onze canon en de spelers van het Nederlands elftal zijn bekende Nederlanders. Op Sven, Ireen, Nicolien en Mark na bestaat Olympic TeamNL uit onbekende gezichten. Olympisch Oranje gaat pas leven als Nederlanders in een finale staan en met name als ‘we’ goud winnen. Maar tot versierde straten of een vol Museumplein leidt dat niet. Voetbal leeft meer onder het publiek en daardoor ook onder sponsors en andere merken. Aan de vooravond van Sotsji 2014 is de teller van de Oranjebarometer nauwelijks uitgeslagen.

Debat

Maar er is meer aan de hand. De keuze van het IOC voor locaties als Beijing (2008) en Sotsji zorgt ervoor dat de Spelen onderwerp zijn van fel publiek debat. Politiek en sport zijn eenvoudigweg niet te scheiden. Dat is van alle tijden, zoals Auke Kok treffend heeft verwoord in NRC Handelsblad van 31 januari jl.

Hoe ga je daar nu mee om als sporter of als sponsor? Er zijn globaal drie routes te identificeren. Al lange tijd en nog steeds met stip op nummer 1: ontkennen dat sport en politiek iets met elkaar te maken hebben. Op 2: aangeven dat de komst van het evenement juist een prima middel is om misstanden onder de aandacht te brengen. Op 3: de Spelen gebruiken als podium voor een statement.

Route 3 wordt niet vaak gebruikt. Je kunt besluiten niet mee te doen (Nederland en Nederlanders deden dat in 1956 en in 1980) of extremer, een statement maken zoals het Black Power-gebaar van Amerikaanse atleten in 1968 in Mexico.

Sponsors kiezen unaniem voor route 1. Standaardregel in de persverklaring: ‘De Olympische Spelen zijn voor iedereen, ongeacht ras, geloof, politieke voorkeur of seksuele geaardheid. Dat is wat wij promoten, wij doen niet aan politiek. Alle aandacht voor de sporters die zo hard hebben getraind.’

Tot voor kort was dat voldoende, maar ook hier heeft de technologie voor veranderingen gezorgd. Het digitale domein is een prima plek om aandacht voor je zaak te krijgen en de dialoog aan te gaan. Campagnes van Olympische sponsors McDonald’s en Coca-Cola zijn overgenomen door activisten, die volop publiciteit krijgen. Het leidt tot discussie in de boardroom: een wereldwijd Olympisch sponsorship kost € 100 miljoen euro voor een Olympiade (4 jaar). Met de kosten voor activatie erbij is de totale investering meer dan een half miljard. De druk van niet-sponsors (ambushers) en activisten wordt steeds groter waardoor er nog nadrukkelijker wordt gekeken naar het rendement.

Vooralsnog hebben Nederlandse sponsors hier minder mee te maken. Zoals het vuur nog moet ontbranden onder de bevolking, geldt dat ook voor de merken. Wat ons nog te wachten staat? Inhakers en newsjackers op social media. Meer dan 70% van de Superbowl-commercials sloot af met een hashtag in plaats van een URL of Facebook-verwijzing. Veel digitale real time marketing dus, met snelheid, originaliteit en humor als belangrijkste wapens.

Al hoop ik zelf nog wel op een Black Power-gebaar.

Deze column is verschenen op Adformatie online op 5 februari 2014.

De Sportsponsors Top 100 Aller Tijden

Door Marcel Beerthuizen

Sportsponsoring kent een lange historie, maar van geschiedschrijving is nauwelijks sprake. De jaartelling van ‘moderne sportsponsoring’ begint in 1970 en verhalen en anekdotes van het eerste uur dreigden in de vergetelheid te geraken. Reden voor Bob van Oosterhout van het sportmarketingbureau Triple Double 100 sportsponsorprojecten te beschrijven. Dat heeft geresulteerd in een koffietafelboek van 441 pagina’s.

Het mooi vormgegeven boek nodigt uit tot bladeren, vooral door de vele illustraties en historische foto’s. De cases zijn toegankelijk en voor een breed publiek geschreven. Van Oosterhout geeft met zogenaamde ‘Bobservaties’ zijn mening over iedere case.

Van Oosterhout noemt zijn boek in zijn voorwoord ‘de veiligstelling van een stuk cultureel erfgoed’. Dat zijn zware woorden, maar het valt wel op dat veel cases tot brede maatschappelijke discussies hebben geleid. Zoals de invoering van shirtsponsoring in het Betaalde Voetbal, de naamgeving van de Eredivisie in PTT Telecompetitie, de Sanex schaatsploeg met Rintje Ritsma, Nuon en Vitesse en natuurlijk de Rabo Wielerploeg.

Is er iets op deze uitgave aan te merken? In zijn epiloog maait Van Oosterhout al direct het gras voor de kritische lezer weg door duidelijk te maken dat de keuze van de cases en de volgorde van de ranglijst – met op het podium respectievelijk Aegon (schaatsen), Rabobank (wielerploeg) en het Holland Heineken House – persoonlijk en arbitrair is.

Jammer, want het is een populaire Oud-Hollandse sport om over lijstjes te debatteren en bovendien willen we natuurlijk weten hoe de ranglijst is bepaald.

Missen we iets? De vermelding van de reclameprijzen die met een project zijn gewonnen? Nee, dat geldt uitsluitend voor de Sanex case die nog steeds de enige sportsponsorcase is die een Effie won. Diepgang? Ja, maar dit boek is geschreven voor sportliefhebbers en niet sec voor sportmarketeers. Zijn er cases die in deze canon van Van Oosterhout ontbreken? Ongetwijfeld, maar de selectie is een rijke tour d’histoire van 100 jaar sportsponsoring in Nederland. Al hadden de ‘sponsoring’ van Coca-Cola van de Olympische Spelen 1928 in Amsterdam en de indrukwekkende case van Amstel/Heineken en de UEFA’s Champions League een plaats in de lijst verdiend.

Wat: De Sportsponsors Top 100 Aller Tijden

Auteur: Bob van Oosterhout

Uitgever: Arko Sports Media

ISBN: 978-90-5472-270-0

Boekrecensie verschenen in Adformatie, januari 2014.

What’s in a name?

Deze publicatie is verschenen op de Opiniepagina van AD Utrechts Nieuwsblad op zaterdag 18 januari 2014.

Meteen na de onthulling afgelopen zondag van de nieuwe naam DOM under voor Schatkamer 2 op het Domplein, verschenen er tal van afwijzende reacties op Twitter. Ook ondernemer Broos Schnetz noemde het verengelsen van de namen een plaag. Marketingdeskundige Marcel Beerthuizen van een marketingadviesbureau bigplans zet uiteen waarom DOM under juist een hele goede naam is.

“Als er iets moeilijk is, is het kiezen van een naam. Ouders weten dat. Het geldt ook voor uitbaters van een commerciële locatie, die moeten leven van de omzet. Wat zijn de criteria waaraan een goede naam moet voldoen?

1. De naam moet origineel en onderscheidend zijn.

Zeker als je iets te verkopen hebt, wil je dat de naam beklijft en wil je je onderscheiden (bovendien mag je geen naam gebruiken die al is gedeponeerd).

2. De naam moet vertellen wat je kunt verwachten.

Er is zoveel concurrentie op de markt van uitgaan en vermaak, dat je bij voorkeur een naam hebt die direct duidelijk maakt wat er te beleven valt. De naam moet aanleiding zijn er meer over te willen weten.

3. De URL moet beschikbaar zijn.

(Bijna) iedereen verblijft uren per dag op het internet. Daar krijg je suggesties over en ga je op zoek naar lering en vermaak.

4. De naam moet verschillende groepen mensen aanspreken.

De organisatie kan slechts bestaan bij de gratie van betalende bezoekers en sponsors. Herhalingsbezoek ligt niet voor de hand, men moet het hebben van vele unieke bezoekers. Dus heb je een naam nodig die niet alleen mensen trekt die in geschiedenis en/of de stad zijn geïnteresseerd. Toeristen en jongeren zijn belangrijke doelgroepen.

Als we DOM under op grond van het bovenstaande beoordelen, doorstaat het glansrijk de test. Het gebruik van het Engelse under spreekt toeristen en jongeren aan en is geen belemmering voor het begrip onder Nederlanders die de Engelse taal niet machtig zijn. De associatie met Down Under zorgt ervoor dat je het eenvoudig onthoudt.

De oorspronkelijke naam Schatkamer DOM doorstaat de test niet. Niet origineel en verwarrend in de Engelse vertaling (treasury/treasure house). Het grootste bezwaar is dat het een verkeerde verwachting oproept, namelijk een tentoonstelling van juwelen en andere waardevolle objecten.

Kortom: DOM under, houden die naam. Wat fijn dat er al zo uitgebreid over wordt gediscussieerd, dat is goed voor de naamsbekendheid. Opdracht voor de organisatie is te blijven uitleggen wat je onder de grond kunt verwachten (het gaat over 2.000 jaar Utrechtse geschiedenis en niet alleen over de Romeinse tijd) en te investeren in o.a. zoekmachine-marketing.

Een schrale troost voor de ‘tegenstanders’: het had ook DOM Experience of Rabo DOM kunnen heten…”

Tegeltjeswijsheid

Op vrijdag 17 november 2013 mocht ik in Tilburg een voordracht houden op een seminar over ‘The future of sports marketing’. De bijeenkomst vond plaats ter ere van het 25-jarig bestaan van de opleiding Sport & Marketing/Management (SPECO) van Fontys. Toeval of niet, 25 jaar geleden begon ik aan mijn eerste baan in de wereld van sport, marketing en media.

Vijfentwintig jaar sportmarketing is een mooi moment voor reflectie. Zeker op een feestje onder gelijken is de kans op zelfbevlekking groot. Terugkijken is leuk, maar vooruitkijken veel belangrijker. Het doel van mijn presentatie met de titel ‘Sportmarketeer: held van de 21e eeuw?’ was de ruim 200 aanwezigen een spiegel voor te houden en een opdracht voor de toekomst mee te geven.

Hoe staat het er eigenlijk voor na 25 jaar? Kan de vlag in top? De status quo kun je bepalen door te inventariseren wat alle betrokkenen van sportmarketing vinden. Hoe denken de ‘stakeholders’ over de rol van sportmarketeers? Worden zij geweldig en onmisbaar gevonden? Dat valt tegen. Behoorlijk tegen.

Die-hard sportfans, de mensen op de tribune, zien sportmarketeers als de verpersoonlijking van het kwaad, die de mooie tradities van de sport om zeep proberen te helpen. Ik schreef al eerder over de oerconservatieve sportconsument. De kleur van het shirt, het logo, het stadion, het bord op schoot: het mag nooit veranderen. Hoe belangrijk het geld ook is voor het voortbestaan, sportmarketeers worden verketterd. De voormalige commerciële directeuren van Ajax en Feyenoord, Henri van der Aat en Chris Woerts, kunnen er over meepraten. Lees de fora er maar op na, internet vergeet niets.

Een andere groep van liefhebbers, de sportjournalisten, zijn ook al geen fan van sportmarketing. Zij zoomen bij voorkeur in op de negatieve invloed van de commercie. De thema’s zijn repeterend: Champion’s League, spelerssalarissen (over het honorarium van Brad Pitt voor één speelfilm hoor je nooit iemand), ambush marketing, het gevaar van buitenlandse clubeigenaren, pay-per-view, de kosten van een groot evenement, de bouw van een nieuw stadion. De aandacht gaat uit naar de negatieve invloed van geld en nooit naar de positieve. Hoe belangrijk het geld ook is voor het voortbestaan, de pers is al te beroerd om de naam van een (noodzakelijke) sponsor te noemen. Terwijl ook zij deel uitmaken van en geld verdienen aan het circus.

Ook sportbestuurders, de bobo’s, hebben weinig op met marketing. Er is geen geld voor professionals, er is geen geld voor technologie, er is geen geld voor merkbouw. En als er dan een belangrijke marketing positie vrijkomt bij een grote voetbalclub, komt een oud-keeper in aanmerking in plaats van iemand met een gedegen opleiding en veel ervaring. Hoe belangrijk het geld ook is voor het voortbestaan, de bobo’s weigeren te investeren in mensen, merken en middelen.

Er zijn veel bedrijven die investeren in sport, maar de positie van sportsponsoring in de board room is niet al te sterk. Als ING 7.000 mensen moet ontslaan, stopt men met de sponsoring van Formule 1, een succesvol sponsorship met een hoog rendement. Men stopt niet met reclame of direct marketing, waarvan de benodigde budgetten vele malen hoger zijn en het verwachte rendement veel vager. Hoe belangrijk het project ook is voor het bedrijf, het wordt gestopt omdat het zo enorm zichtbaar is en het gevoel leeft dat het hobbyisme is.

Wat kunnen we over de sportmarketeers zelf zeggen? David Walsh noemde sportjournalisten ooit fans met een notitieblok. Veel sportmarketeers zijn fans met een marketingboek. Die liever discussiëren over de opstelling van het favoriete team dan over de morele grenzen van het werk.

Er zijn kwestieuze ontwikkelingen, er zijn voorbeelden van corruptie. Er worden beslissingen genomen door sportbestuurders en -marketeers die uitsluitend om geld en macht gaan. Wie wil nou een WK Voetbal laten spelen bij 50 graden Celsius? Wie wil nou een shirt vol met logo’s (die niemand meer ziet staan)? Hoe kan het dat sommige Zuid-Europese voetbalclubs meer schuld hebben dan de begrotingen van alle Eredivisie clubs tezamen?

Is het dan alleen maar kommer en kwel? Natuurlijk niet. Er is veel gebeurd in de afgelopen 25 jaar, er zijn prachtige projecten ontwikkeld. De professionaliteit is enorm toegenomen, het vakgebied is geëvolueerd. Er zijn opleidingen gekomen, er wordt steeds meer onderzoek verricht. Er gebeuren zo veel goede dingen. Op commercieel terrein. Op creatief terrein. Op maatschappelijk terrein. Met sport als middel voor voortuitgang.

Zoals Heineken en UEFA’s Champion’s League met bewezen commercieel succes. Zoals Achmea en de sponsoring van het European Youth Olympic Festival, Achmea High Five Challenge, Mission Olympic en andere projecten met als enig doel schoolgaande jeugd in beweging te krijgen en te houden. Zoals schooljudo.nl, waarbij kinderen zich motorisch ontwikkelen en zelfvertrouwen opdoen en de activiteiten op scholen tot een significante ledengroei bij judoscholen leidt. Zoals de Nathan Group, die tegen de stroom in besloot sponsor te worden van het bobsleeteam van Edwin van Calker en daar aanzien en winst mee behaalt. Zoals snowboardcrosster Bell Berghuis, die een opvallende crowdfunding-actie ontwikkelde om haar voorbereiding voor de Olympische Winter Spelen in Sochi te financieren.

Zoals de campagne van de Braziliaans voetbalclub Recife, die er voor zorgde dat 57.000 fans orgaandonor werden. Zoals Channel4, dat met de campagne ‘Meet the Superhumans’ paralympische sporters op een krachtige wijze positioneert. Kijk eens hoe Meer dan Voetbal-projecten voor nieuwe maatschappelijke impulsen zorgen. Het is jammer dat de founders zich niet aan de spelregels hielden, maar ook Alpe d’HuZes en Livestrong zijn voorbeelden van de enorme kracht van sport.

Sportmarketeers zorgen ervoor dat bonden, teams en top- en breedtesporters hun passie kunnen blijven beoefenen. Zij zorgen voor nieuws, voor vermaak, voor discussie bij de koffiemachine, voor winst. Zij zorgen voor kansen voor jongeren, die door middel van sport leren hoe je gezond kunt leven. Die door sport integreren in de samenleving en ‘sociaal kapitaal’ opbouwen. Sportmarketeers zorgen voor nieuwe initiatieven, voor nieuwe geldstromen, voor ontwikkeling.

De kracht van sport is onomstreden. De kracht van de sportmarketeer is dat niet. Ondanks alle goede voorbeelden is de sportmarketingindustrie niet bij machte uit te leggen wat haar toegevoegde waarde is. Sportmarketing Nederland heeft zijn eigen marketing niet op orde.

De grootste uitdaging voor de sportmarketing industrie en alle mensen die er in actief zijn, is te verduidelijken wat de rol van sportmarketing is. Wat het betekent voor de samenleving. Wat de dilemma’s zijn en hoe je daar mee omgaat. Die rol verduidelijken, lijkt me een mooie opdracht voor de komende 25 jaar. Dat kan maar op één manier, namelijk door het samen te doen.

Tegeltjes met spreuken zijn bedoeld om mensen te herinneren aan een wijsheid, inzicht of stelregel. Voor alle deelnemers aan het congres had ik een tegel met als motto: Hoe word je een sportmarketing held?

Ga schrijven

Spreken is eenvoudig, maar als je je mening of visie op schrift moet verwoorden en je daar mee ‘naar buiten gaat’, wordt er meer van je capaciteiten verlangd. Door te publiceren leer je nog beter je mening te bepalen. Leer je te debatteren. Dus schrijf een column, start een blog, maak een podcast, laat van je horen. Verspreid het nieuws over het werk dat je doet en de mening die je hebt. Het leidt tot meer.

Kijk om je heen

Veel sportmarketeers hebben maar één hobby en die hobby is sport. Ze kijken naar sport, ze lezen over sport, ze praten over sport. Maar er is zoveel meer. Kijk bijvoorbeeld eens rond in de wereld van kunst en cultuur en ontdek wat daar op het gebied van marketing gebeurt. Kunstenaars als Jeff Koons en Damien Hirst behoren tot de slimste marketeers ter wereld. Kijk hoe sommige musea bouwen aan de relatie met hun achterban. Kijk hoe goede doelen nieuwe concepten ontwikkelen om fondsen te werven. Geef je ogen de kost en het zal je tot andere inzichten brengen en, het allerbelangrijkste voor een goede sportmarketeer, je creativiteit vergroten.

Blijf meten

In tijden van recessie is er als vanzelfsprekend een focus op de feiten. Iedere investering wordt afgezet tegen de opbrengsten. Zorg dat ieder project dat je doet feiten oplevert. Denk niet direct aan peperdure onderzoeken, een online survey (er zijn allerlei gratis programma’s) kan soms al genoeg zijn. Met cijfers, of ze nu goed of slecht zijn, kun je je beleid sturen en anderen overtuigen. Als het even kan, deel de opgedane inzichten met je vakgenoten (bijvoorbeeld via je blog…).

Word vrijwilliger

Stel je energie, kennis en kunde ter beschikking van een non-profit organisatie. Niet alleen lever je een maatschappelijke bijdrage, je doet er zelf ook ervaring en inspiratie door op en het vergroot je netwerk. Bovendien is het leuk om goed te doen.

Wees een ambassadeur

Van student tot en met directeur: iedere (aankomende) sportmarketeer is een ambassadeur van het vakgebied. Een ambassadeur is ‘een persoon die een organisatie of groep voor promotionele doelen vertegenwoordigd’. Dus wees een dame of heer, spreek geen kwaad over concurrenten en andere collega’s en draag je vak met passie en professionalisme uit. Daar wordt iedereen beter van.

Op naar 2048!