‘We can be heroes’

Dames en heren,

Ik wil het bestuur van de Nederlandse Sport Pers hartelijk danken voor de uitnodiging om vanavond te komen spreken. Daarnaast wil ik alle prijswinnaars van harte feliciteren.

Na het nieuws van vanochtend (het overlijden van David Bowie – MB) heeft mijn column als titel gekregen: ‘We can be heroes.’

NSP heeft voor de eerste keer in zijn bestaan gekozen voor een samenzijn tussen sportjournalisten en sportmarketeers. Kan dat eigenlijk wel samen? Is er wel een fit, zoals we dat in marketingtermen noemen?

Voor het grote publiek wel. Die vindt ons allebei namelijk helemaal niets. Kijk maar eens op Twitter. Als je iets zeker wilt weten als marketeer, dan ga je onderzoek doen. Wat vindt men van ons? Dat is niet mis.

Als je vraagt naar sportmarketeers krijg je als antwoord: gladde jongens, strakke pakken, ze zijn uit op geld ten koste van de sport.

Als je vraagt naar sportjournalisten krijg je ook clichés als antwoord: onverzorgd, drinkers (maar dat valt best mee heb ik vanavond geconstateerd), alleen maar op zoek naar negatieve verhalen.

Er is ook een overeenstemming tussen de twee beroepsgroepen, zo bleek uit mijn onderzoek. Op de open vraag: ‘Wat is uw mening over sportjournalisten?’ en ‘Wat is uw mening over sportmarketeers?’ kwam op beide vragen hetzelfde antwoord: ze doen het voor zichzelf, ze houden niet van sport. De consumenten, de mensen die ons betalen, twijfelen aan onze oprechtheid.

Het is een beeld dat wij blijkbaar zelf hebben gecreëerd. Klopt dat wel?

Ik werk meer dan 25 jaar in de wereld van sport, commercie en media en ik heb in die tijd heel veel sportjournalisten en sportmarketeers leren kennen. Aan één ding twijfel ik geen moment: de liefde voor sport bij al die mensen.

Beter gezegd: die liefde is zo groot, dat het eerder een handicap is dan een voordeel. Zoals de bekende schrijver en sportjournalist David Walsh zei: sportjournalisten, dat zijn fans met een notitieblok. Ik voeg daar aan toe: sportmarketeers, dat zijn fans met een marketingboek. En sommigen hebben dat boek niet eens gelezen.

Sport zit zo in het hart bij een aantal van mijn beroepsgenoten, dat ze liever tweeten en praten over de opstelling of over sportprestaties, dan over merken, dan over hun eigenlijke werkterrein. De passie voor sport zit sportmarketeers in de weg.

Is dat bij sportjournalisten ook zo? Daar ligt het eenvoudiger. Journalisten kunnen vrijuit praten en schrijven over opstellingen, atleten, scheidsrechters en alle andere randverschijnselen. Dat is hun werk. Maar ik zie een gevaarlijke ontwikkeling. Omdat ik vind dat de laatste spreker ook iets mee moet meegeven aan het gezelschap dat hij toespreekt, wil ik de dames en heren journalisten graag iets op het hart drukken.

Ik heb jarenlang gewerkt voor TBWA\, een wereldwijd netwerk van reclamebureaus. Eén van mij collega’s was Marian Salzman die in Amsterdam werkte voor het Department of the Future dat zich bezig hield met maatschappelijke trends. Marian is uitgegroeid tot een wereldvermaarde trendwatcher. Eén van de trends die ze in het begin van deze eeuw benoemde, verwoordde ze als volgt: ‘Chefs are the new stars’.

Koks, chef koks, worden de nieuwe sterren zei Salzman. Dat was nog ver voor alle kookprogramma’s op televisie. Marian heeft helemaal gelijk gekregen. Chefs zijn uitgegroeid tot wereldberoemde celebrities.

In lijn met Salzman signaleer ik vandaag een nieuwe trend: Sportjournalisten zijn de nieuwe sterren.

Het is, zoals met alle trends, iets dat langzaam evolueert. Je ziet het gebeuren. Eerst had je VI aan Tafel, maar nu heb je Kees aan Tafel met alleen maar journalisten. Het Sportforum van Langs de Lijn heeft alleen nog maar journalisten. Sportjournalisten, je komt ze aan alle tafels tegen: bij Matthijs, bij Jeroen, bij Humberto.

Je kunt voorspellen wat er gaat gebeuren. Koks werden sterren en kregen hun eigen tv-shows, boeken, tijdschriften, podcasts, YouTube-kanalen, reclame contracten en pop-up restaurants.

Sportjournalisten, de nieuwe sterren in de sport, staat hetzelfde te wachten. De signalen zijn duidelijk waarneembaar: sportjournalisten die volgens mijn onderzoek als onverzorgd te boek staan, zie je op tv in hippe kleding met hun haar volgens de laatste haarmode. Willem Vissers die opeens jasjes draagt. Sjoerd Mossou met opscheer. Arno Vermeulen, ja Arno Vermeulen, heeft een eigen kledinglijn, die hij vol trots toonde in Studio Voetbal.

Wat filmrecensenten zijn voor de filmindustrie zijn sportjournalisten voor de sportwereld. Jullie moeten beschouwen, beoordelen en vooral duiden.

Als je goed wilt duiden, heb je afstand nodig tot het onderwerp dat je beschouwt. Dan moet je geen fan zijn. En dan moet je zeker niet onderdeel worden van het entertainment circus dat de sport is. Waar iedereen het liefst iedere week een afwijkende mening hoort. Omdat dat leuk is of omdat het shockeert.

Want je moet roepen als je op tv bent, anders wordt je niet uitgenodigd. Je moet roepen en bij voorkeur iets dat afwijkt, want dan kunnen andere praatprogramma’s daar weer op inhaken. Je moet roepen omdat je anders wel eens uit de gratie zou kunnen raken. Johan Derksen heeft een imperium gebouwd op deze strategie.

Beste sportjournalisten, beste nieuwe sterren van Nederland, trap niet in die valkuil. Denk aan die koks die ten onder zijn gegaan aan hun eigen roem en fantasieën. Die dachten dat ze alles konden maken. Trap er niet in. Houd distantie tot het onderwerp waar je elke dag verslag van doet. Blijf scherp en kritisch, laat je niet verleiden door het klatergoud. Blijf jezelf. Wees enthousiast als het kan en kritisch als het moet.

Tot zover mijn stichtelijke woorden. Naast een welgemeende waarschuwing heb ik ook nog een oproep. Een oproep in het belang van de sport.

De sportwereld staat onder druk als het gaat om het binnenhalen van sponsorgelden. De concurrentie is enorm. Iedere sector, iedereen met een goed idee is op jacht naar het geld van bedrijven.

De sportwereld is niet goed in het stellen van grenzen. De afhankelijkheid van geld is zo groot, dat men bereid is om alles te doen om een bedrijf binnen te halen. Bedrijven maken daar gebruik van. Ze zijn op zoek naar maximale aandacht voor een zo laag mogelijke prijs. Zeker de sport, waar veel exposure is te halen, heeft daar mee te maken.

Die exposure wordt geleverd door de mensen van de media, door sportjournalisten zoals hier vandaag aanwezig. En anders dan 10 jaar geleden, toen de Rabo Wielerploeg door alle media consequent de Ploeg Raas werd genoemd, is er veel verbeterd. Sponsors worden genoemd, is er meer realiteitszin op dat terrein, er wordt meer samengewerkt tussen journalisten en marketeers. Sport, zeker topsport, kan niet zonder sponsors. En voor sponsors, zeker voor sportsponsors, is de aandacht van de media een belangrijke overweging om te investeren.

Er zijn bedrijven die misbruik maken van de sport. Die slechts een paar wedstrijden op een shirt staan. Die een contract voor een half jaar tekenen en daarna zullen kijken of ze misschien verder gaan. Die bedrijven investeren niet of nauwelijks in de sport. Ze investeren ook niet in eigen campagnes in jullie kranten, op jullie websites of in jullie tv-programma’s. Het enige dat ze willen is gratis publiciteit.

Ik noem graag een paar namen. Partijen als Belkin, die slim mee liftte op het vele geld dat de Rabobank in de wielerploeg bleef stoppen. Ze zaten letterlijk voor een dubbeltje op de eerste rang.

Justlease, de nieuwe sponsor van de ploeg van Ireen Wust is ook afwachtend. Ik citeer het persbericht: “Justlease.nl is voorlopig tot het einde van dit seizoen ingestapt, maar een vervolg ligt voor de hand. “We moeten kijken hoe dit uitpakt, maar het is duidelijk dat het niet onze intentie is om er na dit seizoen alweer uit te stappen”, aldus directeur Rogier van Ewijk.” Enige zekerheid is er niet.

Nog zo’n schaatssponsor is koopjesdrogisterij.nl. Ik wil de naam eigenlijk niet noemen. Het bedrijf heeft met iSkate een contract voor een jaar getekend, met de intentie door te gaan tot en met de Winterspelen van 2018.

De sport kan zich moeilijk verdedigen tegen de harde eisen van het bedrijfsleven. Jullie sportjournalisten, die de macht van het woord en het beeld hebben, kunnen dat wel. Daarom doe ik een oproep.

Laten we afspreken dat bedrijven die slechts voor een jaar (of korter) sponsor worden zo min mogelijk worden genoemd en worden afgebeeld in de media. Pas als bedrijven een contract tekenen van twee jaar of langer of additioneel investeren in de sport, verdienen ze het om gratis aandacht en publiciteit te krijgen.

Is het een vreemde oproep? De partijen die deze sponsors hebben binnengehaald, zijn ongetwijfeld blij met het geld. Heeft mijn oproep het gevaar in zich dat daardoor nog minder bedrijven in sponsoring stappen? Het zou kunnen, maar ik denk het niet.

Als algemeen bekend wordt dat een sponsor pas aandacht krijgt als hij een sponsorcontract voor minimaal twee jaar afsluit, zal dat een rol gaan spelen in het besluitvormingsproces. Zo beschermen we de sport tegen partijen die het alleen voor zichzelf doen en niets met sport hebben. Bovendien bewijzen we die bedrijven een dienst. Sponsoring rendeert namelijk pas als je het voor een langere termijn doet, dat weet iedere deskundige.

Wij samen hier, sportjournalisten en sportmarketeers, kunnen door het sluiten van het Pact van de Waalhaven ervoor zorgen dat sport en sponsors optimaal van elkaar profiteren. Laten we dat doen. Uit liefde voor de sport.

Dank voor uw aandacht.

Column uitgesproken bij het Nederlandse Sport Pers Nieuwjaarsdiner op maandag 11 januari 2016 in Café Restaurant Waalhaven in Rotterdam.

Vuil sponsorgeld

Onlangs gaf Hugo Camps in zijn column in NRC Handelsblad nog eens zijn onverbloemde mening over sponsors: “…ik heb nog nooit een sponsor ontmoet die het goed meent met de sport. Zijn belang ontstaat uit bezit, niet uit verlangen.” Camps vindt dat sponsorgeld vies geld is. Commercie maakt alles kapot. Altijd vermakelijk om te lezen of naar te kijken. Maar zijn er zoveel sponsor zonder verlangen, zonder gevoel voor sport?

Uiteraard is sponsoring een commerciële activiteit, waarbij rendement voorop staat. Er zijn vrijwel geen sponsors voor het leven. En dat de commercie in de sport steeds verder reikt, valt evenmin te ontkennen. De wijze waarop is niet altijd even fraai. Reclameborden van 3 meter hoog langs een voetbalveld (in Duitsland), getatoeëerde logo’s op ruggen en benen, reclame op het kruis van broekjes van volleyballers; het kan mij niet bekoren, niet intelligent, ik vind het zelfs ordinair. Maar dergelijke ‘excessen’ komen veel vaker voort uit de onstilbare geldhonger van de gesponsorde, dan uit de ideeënbus van de sponsor.

‘Echte’ sponsoring is daar waar het merk optimaal gebruik maakt van alle exploitatiemogelijkheden van het sponsorship, met gevoel voor de omgeving en de liefhebbers daarvan. Dat is de norm binnen de industrie. Het is ook de basis voor het winnen van een Sponsor Ring. Maar maakt het een sponsor als Hubo, die het vooral om naamsbekendheid en zichtbaarheid te doen is, daar minder om? De financiële bijdrage die mensen als Ruud Deuster (van o.a. Hubo, Houtland/Doeland en BigBoss) de afgelopen jaren aan de sport heeft geleverd, is zo substantieel en zo wezenlijk, dat het een onmiskenbare bijdrage aan de ontwikkeling van de sport in Nederland heeft betekend.

Ik weet het zeker. Ik ben vaker sportjournalisten zonder verlangen en gevoel voor sport tegengekomen, dan sponsors.

Column verschenen in Sponsor Magazine, januari 2003.