Over sport en nationaliteit

Het promotieonderzoek van Joost Jansen aan de Erasmus Universiteit was aanleiding voor het onderwerp van BNR Zakendoen #sporteconomie op 8 juli. Onder de titel ‘Wie kan de natie vertegenwoordigen?’ promoveerde Jansen op een onderzoek naar ‘het wijdverspreide idee dat landen in toenemende mate vertegenwoordigd worden door atleten die geboren zijn in andere landen’. Aanleiding voor het onderzoek van Jansen was de commotie over de ‘Plastic-Brits’. TeamGB had bij de ’thuisSpelen’ in Londen 61 atleten met een migratieachtergrond. Zij werden door de Daily Mail als namaak-Britten weggezet.

Het lijkt erop dat de controverse over ’topsport-migranten’ toeneemt. Globalisering en migratie zouden het gevoel versterken dat er steeds meer sporters voor een ander land uitkomen dan hun geboorteland. Jansen komt tot de conclusie dat dit niet het geval is op basis van onderzoek naar elf zogenaamde ‘immigratielanden’. In 1948 was het 7 procent, bij de laatste Spelen was dat 9 procent. De Nederlandse Olympische afvaardigingen hebben een wat hoger percentage, o.a. door de aanwezigheid van sporters uit voormalige koloniën.

Volgens Jansen is het aandeel van migrerende sporters op de Olympische Spelen aan het afnemen. De belangrijkste oorzaken om uit te komen voor een ander land hebben naast migratie van bijvoorbeeld vluchtelingen te maken met werk, studie, liefde of familieband.

Er zijn ook sporters die vanwege de grootte ’topsportersdichtheid’ besluiten voor een ander land uit te komen, zoals de schaatsbelg Bart Veldkamp en de schaatscanadees Ted-Jan Bloemen. ‘Economische’ sportmigranten zijn er eveneens, zoals Keniaanse atleten die door Qatar zijn genaturaliseerd. Jansen heeft deze cijfers niet kunnen onderzoeken, maar volgens hem gaat het om een begrijpelijk maar ook te verwaarlozen aantal atleten.

Het is bij vele Olympische sporten veel eenvoudiger om ‘over te stappen’ dan bij bijvoorbeeld voetbal. Het IOC hanteert een overstappauze van ongeveer drie jaar, maar het kan ook sneller gaan. In het voetbal heeft FIFA bepaald dat een speler die eenmaal is uitgekomen voor een A-elftal van een land niet meer voor een ander land kan uitkomen, iets dat in het verleden niet zo strikt was geregeld. Daarbij is er wel een ruime interpretatie van nationaliteit: er kan gekozen worden uit het land waar de speler (m/v) woont/speelt, maar ook uit de geboortelanden van ouders en grootouders.

Een ander interessant aspect van is de beleving van prestaties van sporters. Hebben Nederlanders een ander gevoel bij een Tour-zege van de Slovaak Primo Roglic die voor het Nederlandse Team Jumbo-Visma rijdt dan bij het aandeel van Dusan Tadic aan de successen van Ajax?

Volgens Team Jumbo-Visma directeur Richard Plugge is dat gevoel identiek, maar ik betwijfel dat. Het gevoel van betrokkenheid is in mijn ogen groter bij de teamsport voetbal met een club met een lange traditie. Ik denk dat dat ook voor sponsors geldt, al zal niemand dat uitspreken. Misschien is het een interessant onderwerp voor een vervolgonderzoek van Joost Jansen.

Een andere meer filosofische vraag is de toekomstige rol van nationaliteit in de sport. Exceptionele Oranje-prestaties zorgen voor saamhorigheid, verbinding en geluk. Maar je kunt je ook voorstellen dat de Olympische Spelen uitgroeien tot een evenement waar de sportprestaties centraal staan, geleverd door de beste atleten in de betreffende tak van sport. Als we daarvoor juichen, is dat niet het optimale bewijs van verbroedering?

In BNR Zakendoen #sporteconomie van 8 juli 2020 ging het over sport en nationaliteit. De podcast van de uitzending is terug te luisteren via deze link.

Over een shake-up in schaatsland

Het moet nog zomer worden, maar in de wereld van het schaatsen is er van alles aan de hand. Onverwachte transfers van schaatsers tussen de ploegen van Team Jumbo-Visma en Team Reggeborgh: Olympisch kampioen Kjeld Nuis ging naar Reggeborgh, zijn gedroomde trainingsmaten sprinters Dai Dai N’tab en Kai Verbij volgden de omgekeerde route. Team Jumbo-Visma is een geoliede sportorganisatie, Team Reggeborgh heeft in Reggeborgh en de familie Wessels een solide en betrokken sponsor die naar het hoogste niveau wil groeien. Het zorgt voor nieuwe dynamiek en competitie in het schaatsen en dat is goed voor de sport.

Ook bij KNSB gebeurt van alles. In juni eindigt het hoofdsponsorship van KPN. De bond is druk bezig met het benaderen van nieuwe hoofdsponsors. Er was een opvolger voor KPN, maar het coronavirus en de daaraan gekoppelde recessie gooide roet in het eten: het bedrijf haakte af. KNSB praat met andere bedrijven, nationaal en internationaal, en heeft scenario’s om de verschillende disciplines – langebaanschaatsen, marathonschaatsen, shorttrack en kunstrijden – te vermarkten. Nieuwe sponsors zijn onmisbaar om de begroting van de bond op peil te houden.

Schaatstempel Thialf heeft andermaal rode cijfers, de organisatie komt meer dan een miljoen tekort. Provincie Friesland en de gemeente Heerenveen zullen de komende twee jaar respectievelijk € 2 miljoen en € 900.000 bijdragen. Het besef moet komen dat Thialf niet zonder overheidssubsidie kan bestaan. Het is nog altijd dé schaatstempel van de wereld en een icoon voor schaatsprovincie Friesland en sportstad Heerenveen, dat zorgt voor aanzien en ook voor commerciële impact. Het is de maatschappelijke investering meer dan waard.

In BNR Zakendoen #sporteconomie van 22 april 2020 ging het over een shake-up in schaatsland. De uitzending onder leiding van journalist en presentator Thomas van Zijl is terug te luisteren via deze link.