Ontwikkelingshulp in de sport

Waren we begin 2008 nog vol verwachting dat de bestedingen in sponsoring in 2009 de grens van één miljard zouden doorbreken, inmiddels weten we beter. We zijn in 2010 terug op het niveau van 2006: naar verwachting wordt er dit jaar 850 miljoen euro in Nederland in sponsoring geïnvesteerd.

De financiële neergang zorgt ervoor dat de rijken rijker worden en de armen armer. Dat geldt niet alleen voor het rijke Noorden en het arme Zuiden op deze aardbol. Deze polarisatie is ook van toepassing op de verschillende sectoren van sponsoring in ons land. De aansprekende sportorganisaties, musea, festivals, tv-zenders en goede doelen zijn nog steeds in staat het bedrijfsleven aan zich te binden. Bij de rest is het kommer en kwel, is de onderlinge concurrentie moordend en staan de vergoedingen (en daardoor de inkomsten) enorm onder druk.

Er is nog een ander polariserend effect, dat toeneemt: het verschil tussen voetbal en andere sporten. Voetbal is populair in Nederland, niet alleen bij het publiek, maar ook in de boardrooms. Van de ruim 460 euro die in 2010 in sportsponsoring wordt besteed, gaat meer dan de helft, zo’n 240 miljoen euro, naar voetbal.

Mooie sporten als schaatsen, volleybal, tennis, zwemmen en judo blijken niet in staat om hun kracht en waarde aan de sponsorman of –vrouw te brengen. Het ligt niet aan de commerciële mogelijkheden, want die zijn er volop. Het ligt ook niet aan het gebrek aan successen, want ook die zijn in iedere tak van sport regelmatig te melden.

Het achterblijven van commerciële vooruitgang in deze sporten heeft een aantal oorzaken. Het heeft te maken met de structuur en organisatorische opzet van sommige sporten, waardoor er minder te bieden is voor sponsors. Het is voor een deel onbemindheid, die voortkomt uit onbekendheid. Maar het komt vooral omdat deze sporten de capaciteiten ontberen zichzelf te ‘verkopen’. Niet aan sponsors, maar ook niet aan het publiek, de politiek en de media.

Hier ligt een opdracht voor NOC*NSF, de koepelorganisatie die worstelt met haar rol. NOC*NSF moet er voor zorgen dat deze minder bedeelde sporten binnen tien jaar volledig op eigen benen kunnen staan. Dat is uitsluitend te realiseren door een standvastig beleid, gebaseerd op een duidelijke visie, uitgevoerd door de beste professionals. Noem het maar ontwikkelingshulp. Ook in Nederland nog broodnodig.

Column verschenen in SponsorTribune, juni 2010.

Op sympathie kan geldmachine FIFA niet draaien

26 juni 2010 | Het Financieele Dagblad

Ivo Bökkerink en Jeroen Segenhout

De botsing met de Fifa tijdens het WK voetbal in Zuid-Afrika leverde Bavaria veel publiciteit op, maar de bierbrouwer komt er de komende twaalf jaar niet meer in bij de voetbalbond. Hoe Fifa-voorzitter Sepp Blatter zijn geldmachine koste wat het kost beschermt.

Voor een man over wie al bijna tien jaar wordt gezegd dat hij zijn uiterste houdbaarheidsdatum heeft overschreden als Fifa-voorzitter weert Sepp Blatter zich kranig. Tot ten minste volgend jaar zit de 74-jarige Zwitser stevig in het zadel. Dan is zowel de derde ambtstermijn van Blatter als het huidige vierjarenplan van de Fifa afgelopen. Vier jaar waarin de bond zich heeft verzekerd van een bijna onaantastbare financiële positie. Met een eigen vermogen van $1 mrd en $1,5 mrd aan cash is hij nu kerngezond.

De huidige financiële gezondheid staat in schril contrast met de eerste ambtstermijn van Blatter. Toen zat er door tegenvallers een fors gat in de begroting. Dat kwam vooral door het gelijktijdig failliet gaan van de marketing- en televisiepartner van de Fifa, vlak voor het WK in Zuid-Korea en Japan.

Na het ‘rampjaar’ 2002 is de Fifa minder geheimzinnig geworden over zijn financiën. Jaarlijks presenteert de organisatie nu een jaarverslag en ook de begroting is openbaar. ‘De Fifa is transparanter dan menig professionele voetbalclub in Nederland’, zegt sporteconoom Ruud Koning van de Rijksuniversiteit Groningen.

Niet helemaal duidelijk is echter waar al het geld naartoe gaat. Koning: ‘Grotere sportbonden zouden meer van de winst van de Fifa kunnen claimen. Maar zij willen waarschijnlijk geen ruzie maken over geld, omdat zij ook wel weer een WK willen organiseren.’

Het dubbelfaillissement van haar partners in 2002 heeft de Fifa gevormd tot wat ze nu is: een geldmachine die haar eigen toekomst wil bepalen. Die graag hamert op de goede werken die het doet voor het wereldwijde voetbal, maar die ook gewantrouwd wordt door het grote publiek.

Na het faillissement van marketingpartner ISL heeft Blatter volgens sportmarketingdeskundige Marcel Beerthuizen een slimme zet gedaan. ‘Blatter heeft de werknemers van ISL destijds bij de Fifa in dienst genomen. Het voordeel is dat er nu geen geld meer weglekt en alles bij de bond terechtkomt.’

Een bedrijf als Adidas heeft er nu $350 mln voor over om de officiële sponsor te zijn voor dit WK en het komende in Brazilië. Coca-Cola betaalde een half miljard om zijn naam aan het wereldkampioenschap te mogen verbinden.

Geen wonder dus dat de Fifa haar merknaam, inkomstenstromen en partners streng bewaakt. Ook als dat eens wat negatieve publiciteit betekent omdat twee ‘Bavaria-babes’ vanwege ‘illegale commerciële activiteiten’ in een Zuid-Afrikaanse cel belanden. Want de Fifa mag dan graag het idee promoten dat de sport van iedereen is, van rijk tot arm, feitelijk is dat dezelfde marketingtaal waarvan grote multinationals zich bedienen. Beerthuizen: ‘Natuurlijk doet de Fifa niets anders dan een multinational als Walt Disney om zijn product te beschermen, alleen zorgt Walt Disney er wel voor dat het niet de krant haalt. Het gaat niet meer alleen om het spelletje, het is gewoon een bedrijf dat winst moet maken. Die mensen van Fifa hebben het gevoel dat ze hun partners moeten beschermen.’

Op elk terrein laat de controledrang van Blatter zich voelen. In Zuid-Afrika greep de Fifa hard in toen bleek dat de lokale bevolking rondom de stations stalletjes bouwde om haar spullen te verkopen. ‘Als je groot wilt zijn, moet je je ook groots kunnen gedragen’, vindt Beerthuizen. ‘Maar het gaat ze niet om de sympathie van de mensen. Iedereen blijft aangetrokken door het voetbal en daardoor kunnen ze veel maken.’

De huidige, door Blatter met gevoel voor understatement ’solide’ genoemde financiële positie betekent dat zelfs het ondenkbare, het afgelasten van een wereldkampioenschap, niet het einde hoeft te betekenen van de Fifa. Voor de voorzitter lijkt de onafhankelijkheid van de bond bijna net zo veel een doel op zich, als het promoten van de sport.

Maar de goedgevulde Fifa-kas is ook pure noodzaak. Elke vier jaar staat er veel op het spel, ditmaal $ 9 mrd. Dat is het bedrag waarvoor de Fifa, de teams en tv-zenders het toernooi in Zuid-Afrika hebben verzekerd bij Lloyds. De helft gaat om commercie, de rest om stadions en ander vastgoed. De verzekeringspremies om dergelijke risico’s af te dekken zijn astronomisch.

De inkomsten van de Fifa zijn dat inmiddels ook. Vorig jaar ging de omzet van de bond voor het eerst voorbij de $1 mrd, grotendeels dankzij vooruitgeboekte inkomsten van het WK in Zuid-Afrika. Na de verkoop van de televisierechten is de marketing rondom het wereldkampioenschap met afstand de belangrijkste geldmaker voor de Fifa.

Volgens sporteconoom Koning hebben de inkomsten nog geen plafond bereikt. ‘Zeker in de Verenigde Staten en Azië valt nog veel te halen. Daar zijn de inkomsten nu veel lager dan in Europa. De betekenis van voetbal in de VS neemt toe, in Azië groeit de welvaart.’

Blatter houdt in zijn volgende vierjarenplan echter nog geen rekening met een grote omzetsprong. Tot en met 2013, het jaar voordat het toernooi in Brazilië wordt gespeeld, verwacht de Fifa ’slechts’ een omzet van $ 3,8 mrd en een winst van $ 200 mln. Dat zijn, gezien de prestatie van de afgelopen vier jaar, bijna onrealistisch bescheiden getallen.

Blatter presenteert dan ook graag elke jaar cijfers die ruim boven budget uitkomen. Dat maakt het gemakkelijker om van het ‘overschot’ douceurtjes uit te delen, zoals de $250.000 die elk Fifa-lid kreeg over 2010. Vooral de armere Fifa-landen kunnen dat geld goed gebruiken. En Blatter de extra goodwill als hij zich volgend jaar opnieuw verkiesbaar stelt.

De Bavaria-case

Sport Knowhow XL, de site voor professionals in de sportwereld, verzocht om een reactie over de ‘Bavaria-case’.

“Mijn omschrijving van de Bavaria-case: hoe een futiliteit kan uitgroeien tot wereldnieuws. Ambush marketing, want daar zou het volgens de FIFA om gaan, is het meest overschatte aandachtspunt in sponsoringland. De ‘gevaren’ hiervan worden enorm overtrokken, zowel door de eigenaren van de rechten (in dit geval de FIFA) als de houders van de rechten (in dit geval Official WorldCup Sponsor Budweiser).

Wat mij betreft gaat het bij ambush marketing (ook wel parasite marketing genoemd) om bedrijven (merken) die zich afficheren als officieel sponsor van een evenement (WK 2010) bijvoorbeeld door het gebruik van bepaalde termen, beelden of logo’s. Maar je kunt niemand verbieden in te haken op een groot evenement.

In het geval van Bavaria is er geen enkele sprake van ambush. Uiteraard probeert Bavaria de aandacht te trekken met deze georganiseerde actie, maar het merk probeert zich niet af te beelden als officieel sponsor van het WK.

De FIFA, die het recht heeft mensen met bepaalde kleding te weigeren bij de entree (alle Heineken Pletterpetten werden ingenomen bij het Soccer City Stadium, zie foto rechts) besloot tot een zeer onnadenkende actie door de dames te laten arresteren. Met als gevolg wereldnieuws. Bavaria is inmiddels ervaren genoeg om dit ‘succes’ uitgekiend te regisseren, waardoor het effect alleen nog maar groter wordt. Met als resultaat dat de ‘schurk’ Bavaria een enorme bekendheid opbouwt en door velen als sympathiek wordt gezien. Want het gaat hier toch om een futiliteit, laten we eerlijk zijn.

FIFA ziet een belangrijk ding over het hoofd: de consument is totaal niet geinteresseerd in welke status een merk heeft. Dat is slechts belangrijk voor marketing-mensen. Officieel sponsor van het WK, van de KNVB of niet-sponsor: de mensen worden nog slechts geraakt door die merken die op een relevante manier actief zijn rond een groot evenement als het WK. Immers, ieder merk doet iets met oranje. De keuze voor het jurkje was al een interessante keuze van Bavaria, ondersteund door een aansprekende, humoristische commercial. Met deze ‘stunt’ is de WK-inhaakactie uitgegroeid tot dé marketingstunt van 2010.

Tot slot: er is een duidelijk novum in deze zaak, namelijk dat Bavaria als zodanig niet herkenbaar of zichtbaar aanwezig is. Als deze lijn wordt doorgezet moet iedereen in het vervolg een koffer met kleren meenemen naar het stadion.”

Bedrijf scoort met sociaal profiel

Werknemers werken graag bij een sociaal bedrijf. Dat biedt nieuwe kansen voor hulporganisaties.

door Carlijne Vos, de Volkskrant

Na afloop van de wereldkampioenschappen voetbal laat de KNVB in Zuid-Afrika een visitekaartje achter; het hulpprogramma de WorldCoaches. De komende vier jaar worden vierhonderd voetbalcoaches opgeleid die gezamenlijk 25.000 kansarme kinderen gaan trainen in voetbal én levenslessen. Het programma dat bedoeld is om kinderen in de Zuid-Afrikaanse  townships een kans op een beter leven te geven, is een initiatief van SOS Kinderdorpen en de KNVB. Het is één van de meest recente voorbeelden van de toenemende actieve samenwerking tussen het bedrijfsleven en ontwikkelingsorganisaties onder het motto  ‘schoenmaker, blijf vooral bij je leest’ . Ofwel; doneer niet alleen geld maar lever juist de expertise en middelen waar je als bedrijf goed in bent.

Deze week sloot SOS Kinderdorpen een conferentie af met het bedrijfsleven met als doel een brug te slaan tussen de behoefte van het bedrijfsleven zich maatschappelijk te profileren en de behoefte van ontwikkelingsorganisaties aan nieuwe investeringspartners te komen vanwege een terugtredende overheid. De belangrijkste uitkomst is  dat samenwerking vooral succesvol is als de samenwerkingsstrategie aansluit bij de bedrijfsstrategie. Daarnaast helpt het als beide ‘merken’ elkaar versterken en als werknemers worden betrokken bij de samenwerking. Dat leidt tot bedrijfstrots, motivatie, imagobuilding en maatschappelijk draagvlak.

‘Sociaal ondernemerschap is echt een nieuwe ontwikkeling in ontwikkelingssamenwerking’, constateert directeur Marcel Beerthuizen van SOS Kinderdorpen. ‘Wij juichen dat natuurlijk van harte toe. Belangrijk is om nu te kijken hoe we effectief kunnen samenwerken om onze gezamenlijke doelstellingen te behalen. Fondsen werven en draagvlak vergroten is één manier, maar bedrijven kunnen ook hun eigen expertise inzetten; mensen, middelen of toegang tot andere partijen.’

De druk op het bedrijfsleven om hun sociale verantwoordelijkheid te nemen, neemt de laatste jaren sterk toe. Burgers kopen liever geen producten van bedrijven die lak hebben aan milieu, armoede of mensenrechten, maar nog belangrijker: werknemers werken niet graag werken bij een bedrijf met een bedenkelijke reputatie.

Volgens Wim Mul, hr-directeur bij Schiphol, is de oriëntatie van werknemers het laatste decennium wezenlijk veranderd: ‘Werknemers kijken niet langer alleen naar hun eigen loopbaanpad, maar zoeken een baan met een purpose. Ze selecteren hun werkgever op een uitstraling die aansluit bij hun eigen maatschappelijke ambities.’

Onderzoek van SE Consultancy onderschreef deze week het belang van zogenoemde Corporate Social Responsability (CSR). 85 Procent van de Nederlanders vindt het belangrijk dat bedrijven zich inspannen voor mens, milieu en maatschappij. Een kwart van de Nederlanders laat zich daardoor sturen bij de aankoop van producten, en liefst 40 procent laat dit meewegen bij de keuze voor een werkgever.

Bedrijven zijn zich steeds meer doordrongen van het belang van CSR, merkt ook onderzoeker Bas van Haastrecht. ‘Maar ze zijn nog veel te terughoudend in het uitdragen van wat ze goed doen. Ze zijn bang om zichzelf  op de borst te kloppen of voor reputatieschade. Dat is jammer, want werknemers willen graag trots op een feestje kunnen vertellen waar ze werken en waarom. Bedrijven moeten leren om veel bedrijfsmatiger met die maatschappelijke behoefte om te gaan. In ruil daarvoor krijgen ze goodwill en gemotiveerde werknemers terug.’

Schiphol die heeft gekozen voor samenwerking met SOS Kinderdorpen, merkt dat dagelijks. ‘Werknemers zijn zelf heel actief als ambassadeur en vorig jaar heeft 15 procent van het personeel de kerstgratificatie geschonken aan SOS Kinderdorpen. Het leeft dus echt.’

Nu praat Schiphol met SOS Kinderdorpen over een volgende stap: het actief inzetten van personeel en expertise. Dat stimuleert enorm, weet Beerthuizen van SOS Kinderdorpen. Zo hebben werknemers van bouwbedrijf Heijmans onderwijzers in Nairobi bijscholing in houtbewerking en elektrotechniek gegeven. Op Haïti hebben werknemers van PWN Waterbedrijf Noord-Holland geholpen met waterzuiveringsinstallaties.

Behalve gemotiveerde werknemers levert dit het bedrijf veel goodwill op. En daar gaat het in de eerste plaats om. De activiteiten van Schiphol en SOS Kinderdorpen verschillen teveel om te zoeken naar brandingsvoordelen, denkt Mul. Omgekeerd profiteert SOS Kinderdorpen wel degelijk. Dagelijks bezoeken 130.000 tot 180.000 passagiers de luchthaven waar overal reclame wordt gemaakt voor SOS Kinderdorpen. Mul: ‘Dat wij op deze manier bijdragen aan het vergroten van het draagvlak lijkt mij veruit het belangrijkste.’

Artikel verschenen in de Volkskrant, 4 juni 2010.