Rwanda op de mouw van Arsenal, kan dat eigenlijk wel?

door: Thomas van Zijl | 14 juni 2018

Een sponsor op de mouw van Arsenal was eerder deze maand onderwerp van debat in de Tweede Kamer. De regering van Rwanda probeert het land via een deal met de topclub uit Londen onder de aandacht van toeristen te brengen. Verschillende Kamerleden hadden zo hun bedenkingen, want de Nederlandse overheid reserveert jaarlijks meer dan 42 miljoen euro voor ontwikkelingssamenwerking in Rwanda. Sportmarketeer en oud-directeur van SOS Kinderdorpen Marcel Beerthuizen nuanceert de discussie. Volgens hem gloort er een succesvolle ‘businesscase’.

Het is zeker geen unicum dat een stad, land of regio zich verbindt aan een sportclub. In het wielerpeloton rijdt al jaren de Astana-wielerploeg rond en Azerbeidjan stond bijvoorbeeld op het shirt van Atletico Madrid. “Er zijn ook in Nederland genoeg voorbeelden”, zegt Marcel Beerthuizen van sponsoringadviesbureau bigplans.

Seksclub Sauna Diana
Hij noemt onder meer de gemeente Dwingeloo, die in de jaren negentig sponsor was van de Italiaanse schaatser Roberto Sighel. “Ameland was shirtsponsor van FC Groningen en Curaçao van NEC”, somt Beerthuizen meer voorbeelden op. Dat er bij sommige partnerships de wenkbrauwen worden gefronst, is misschien zelfs wel de opzet van de deal. Seksclub Sauna Diana had in de jaren tachtig de eerste ploegenbus in de Tour de France. Dat was bijzonder en stond garant voor de nodige aandacht.

Aandacht heeft de deal tussen Rwanda en Arsenal zeker gegenereerd. Met het driejarige partnershipis zo’n 30 miljoen euro gemoeid. Arsenal speelt in de Premier League, de meest populaire en meest bekeken clubcompetitie ter wereld die in alle delen van de wereld wordt gevolgd. Naast de uiting op het shirt wordt ‘Visit Rwanda’ ook afgebeeld op de boarding tijdens de wedstrijden en gaan spelers en trainers op bezoek in het land om de jeugd te inspireren.

“Zou dit geld worden besteed aan reclamecampagnes in tijdschriften of aan Google, dan zou het nooit de publiciteit halen. Ik vind dat vreemd en jammer.’

Verdacht
Beerthuizen: “30 miljoen euro is veel geld voor een land dat op de negentiende plaats staat van de lijst van meest arme landen. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking is 700 dollar per jaar. Arsenal daarentegen is een van de rijkste clubs ter wereld. Zo verdient sterspeler Mesut Özil ruim 7 miljoen euro per jaar. Om het nog verdachter te maken: president Paul Kagame van Rwanda, die sinds het jaar 2000 als alleenheerser de dienst uitmaakt, is een groot fan van Arsenal en uit zich op sociale media regelmatig over ‘zijn’ club.”

In het Engelse parlement werden vragen gesteld en de aankondiging leidde ook tot veel discussie op sociale media. Beerthuizen begrijpt dat wel. “De grote tegenstellingen in deze zaak maken hem zo interessant. Een arm land met een discutabele regering besteedt enorme fondsen in voetbal, een wereld die volgens velen verziekt is door het vele geld dat erin omgaat.”

Ophef vreemd en jammer
En dan gaat het ook nog eens om sponsoring met een zweem van persoonlijke betrokkenheid. Beerthuizen denkt dat het daarom voor zoveel ophef zorgt. “Zou dit geld worden besteed aan reclamecampagnes in tijdschriften of aan Google, dan zou het nooit de publiciteit halen. Ik vind dat vreemd en jammer, omdat ik genoeg voorbeelden ken waarbij sponsoring een uiterst effectief instrument is.”

Beerthuizen is desondanks niet verbaasd over de ophef die ontstond. Toen de NS zich als partner verbond aan NOC*NSF leidde dat ook tot Kamervragen. Dat was ook dit keer het geval. De Nederlandse overheid investeert jaarlijks 42,5 miljoen euro in het Afrikaanse land met als doel de armoede terug te dringen. Nederlandse parlementariërs meldden zich direct bij minister Kaag van Ontwikkelingssamenwerking om vragen te stellen. De minister bleef rustig: het land is verantwoordelijk voor de eigen investeringen en als dit helpt om minder afhankelijk te worden van internationale hulp is dat wat haar betreft een goede zaak.

Transparantie
Ook de sportmarketeer weigert de samenwerking te veroordelen: “Er zijn mensen die het belachelijk vinden dat Nederland geld aan ontwikkelingshulp geeft en het land enorme sommen aan Arsenal. Ik vind op mijn beurt dat de communicatie over het partnership transparanter had gekund, maar boven alles geldt dat landen zelf moeten kunnen beschikken over hun gelden, ook als die uit hulpfondsen komen. Uiteraard moet het weloverwogen worden besteed.”

“Deze shirtsponsoring zou wel eens een verrassende en effectieve manier kunnen zijn om Rwanda en de Rwandezen verder te helpen.’

Beerthuizen is van mening dat zelfs als iedere euro van Nederland rechtstreeks naar Arsenal zou gaan, je je kunt afvragen of dat een probleem is. “De doelstelling van de Nederlandse overheid is om mensen in armoede te helpen, maar op een manier die effectief is zodat de bijdrage op termijn kan worden afgebouwd. Ik weet uit eigen ervaring (Beerthuizen was van 2009 tot en met 2011 algemeen directeur van SOS Kinderdorpen, red.) hoe moeilijk ontwikkelingswerk is. Deze shirtsponsoring zou wel eens een verrassende en effectieve manier kunnen zijn om Rwanda en de Rwandezen verder te helpen.”

Te veel ogen op Rwanda
Beerthuizen vindt overigens dat er wel erg veel gekeken wordt naar Rwanda, terwijl Arsenal net zo goed verantwoordelijk is voor de deal. “Ik ga ervan uit dat de club goed heeft nagedacht over dit partnership en dat ook de mensen in Londen de overtuiging hebben dat deze samenwerking kan uitgroeien tot een succesvolle businesscase.”

Beerthuizen heeft hoge verwachtingen bij de deal. Hij denkt dat sponsoring een uitstekend instrument is voor het commerciële doel dat Rwanda voor ogen heeft. “Het zorgt voor veel zichtbaarheid en bekendheid. Wat daarbij belangrijk is, is dat het product goed is. Rwanda is een prachtige reisbestemming, heb ik uit verschillende bronnen begrepen. Op dit moment levert toerisme – de belangrijkste inkomstenbron voor het land – 400 miljoen dollar op. Het doel is dat in zes jaar tijd te verdubbelen.

‘De Development Board van Rwanda heeft in de afgelopen week via zoekopdrachten meer bezoekers op hun website gehad dan in een heel jaar daarvoor.’

Ophef heeft effect

Beerthuizen neemt aan dat de bestedingen van toeristen ook bij de inwoners van het land terechtkomen en dat het de bevolking kansen biedt om zelfredzaam te worden. “Ik blijf dit partnership in ieder geval met veel interesse volgen.”

Alle ophef zorgt in ieder geval al voor effect: de Development Board van Rwanda die verantwoordelijk is voor deze investering heeft in de afgelopen week via zoekopdrachten meer website-bezoek gehad dan in een heel jaar daarvoor.

Dit artikel is verschenen op Sport KnowHowXL van 15 juni 2018.

Geef een kind een WorldCoach

In aanloop naar het WK 2010 zet SOS Kinderdorpen zich samen met de KNVB in voor het programma WorldCoaches Zuid-Afrika. Samen werken ze aan een betere toekomst voor kinderen in Zuid-Afrika. Het programma leidt voetbalcoaches, maar vooral ook ‘levenscoaches’ op, waarbij de coach een rolmodel is binnen èn buiten het veld. Diverse Nederlandse coaches van grote naam, zoals Ruud Gullit, Bert van Marwijk en Frank Rijkaard zetten zich voor dit programma in.
Via het programma WorldCoaches leidt de KNVB al jaren met succes voetbalcoaches op die klaargestoomd worden om kinderen in ontwikkelingslanden te coachen. Nieuw dit WK is de samenwerking met SOS Kinderdorpen. SOS Kinderdorpen werkt al dertig jaar in Zuid-Afrika. De KNVB heeft de voetbaltechnische expertise, SOS Kinderdorpen traint de coaches op sociaal vlak, een effectieve combinatie.
Eind april vond de eerste training van de WorldCoaches samen met SOS Kinderdorpen in Zuid-Afrika plaats. Coach Jack, zelf opgegroeid in een SOS kinderdorp en WorldCoach van het eerste uur: “Het gaat vooral om het motiveren van de kinderen door ze persoonlijke aandacht te geven. Dus niet alleen hoe ze de juiste pass moeten geven, maar vooral door ze te steunen en aan te moedigen.“
WorldCoaches Zuid-Afrika werkt samen met wereldcoaches Bert van Marwijk, Ruud Gullit, Frank Rijkaard, Stanley Menzo, Aron Winter, Johan Neeskens, Ruud Krol, Philip Cocu, Frank de Boer en Dick Voorn.
Aron Winter staat honderd procent achter de WorldCoaches: “Ik vind het een fantastisch initiatief. Sinds 2003 zet ik mij al voor het WorldCoaches programma van de KNVB in. Ik ben erg onder de indruk van het werk. Kinderen in Zuid-Afrika verdienen een kans en die kunnen wij ze nu geven. Ik zou iedereen willen oproepen om te helpen!”

‘Laat de concurrentie maar komen’

Interview verschenen in ViceVersa, vakblad voor ontwikkelingssamenwerking

Geschreven door Marusja Aangeenbrug

Wat zoekt een snelle jongen uit de marketingwereld bij SOS-Kinderdorpen? In het cv van Marcel Beerthuizen draait het om communicatie, marketing, reclame en sponsoring.

Hij is onder andere oprichter van reclamebureau 2009 en TBWA\Brand Experience Company en door vakblad Sponsor Magazine diverse keren uitgeroepen tot meest invloedrijke persoon in de Nederlandse sponsorindustrie. En dan nu ineens directeur van SOS-Kinderdorpen?

Zo ‘ineens’ is dat niet, legt hij uit, want wie actief is op het gebied van sponsoring, komt veelvuldig in aanraking met goede doelen. ‘Het was tijd om alle kennis die ik heb opgedaan in de commerciële wereld ter beschikking te stellen van deze organisatie. Het gaat er hier niet om meer kopers voor een product zien te krijgen, dit is een onderwerp dat er écht toe doet.’

Beerthuizen denkt dat vooral zijn ervaring met samenwerkingsverbanden waardevol zal zijn voor SOS-Kinderdorpen. Aan de koers van de organisatie hoeft hij voorlopig niets te doen: in 2016 wil SOS-Kinderdorpen een miljoen kinderen ondersteunen in de kinderdorpen en via gezinsversterkende programma’s in de omgeving. Beerthuizen weet dus wat hem te doen staat. Om dat te bereiken en om binnen de ontwikkelingssector een rol van betekenis te kunnen blijven spelen, moet er meer samengewerkt worden. ‘Samenwerking wordt hoe dan ook steeds belangrijker, ook met partijen buiten de ontwikkelingssector. Ik wil daarin graag investeren. Ik heb veel ervaring met samenwerkingsverbanden. Als je je bezighoudt met sponsoring heb je te maken met verschillende partijen, zoals de sponsor, de gesponsorde, overheden en media: die zetten samen een activiteit op.’

De term ‘softe sector’ wijst hij van de hand. ‘De ontwikkelingssector is helemaal niet soft. De concurrentie zal alleen maar toenemen. De vraag is wel hoe we daarmee omgaan: we kunnen de strijd met elkaar aangaan, we kunnen ook kijken hoe we met elkaar meer kunnen bereiken.’

Natuurlijk zal ook zijn ervaring met marketing en reclame van pas komen, denkt hij. Tenslotte moet SOS-Kinderdorpen goed uit de verf komen. Maar het doel ligt hoger dan alleen het vergroten van de naamsbekendheid. ‘De sector zal meer en meer onder de loep worden genomen. We hebben een grote verantwoordelijkheid. En we móeten wel laten zien dat het interessant is om met ons samen te werken, want er is competitie tussen de verschillende partijen in de ontwikkelingssector. Als je met anderen wilt samenwerken, moet je je kwetsbaar opstellen en laten zien waarom je zo interessant bent.’

Nee, zo gek is het dus niet dat iemand uit de commerciële wereld directeur wordt van een ontwikkelingsorganisatie, betoogt Beerthuizen. ‘Ik verwacht eigenlijk dat er alleen maar meer mensen uit die wereld in deze sector komen werken.’